De Brabantse emigranten komen in 1848 terecht in Little Chute in Wisconsin. Een dorp waar nog niet veel is. Het moet nog helemaal opgebouwd worden. Bossen worden gekapt en zo ontstaat er bouwgrond en akkers.

De eerste migranten hebben het zwaar. Het weer is heel anders dan ze gewend waren. De winters zijn er lang en streng en de zomers zijn kort en warm.

Terug gaan naar Brabant is geen optie. In de brieven die zij naar huis sturen, schetsen ze dan ook een mooier beeld dan de werkelijkheid is. Dat trekt weer andere migranten en zo ontstaat er een hele Nederlandse kolonie in Little Chute.

Gedurende de jaren gaan de Brabanders niet alleen maar in Little Chute wonen maar verspreiden zij zich langs de Fox rivier. Zo gaan de Norbertijnen uit Heeswijk naar het plaatsje De Pere en stichten daar een abdij.

Ongeveer 8 families vestigen zich in 1848 samen met pater Godthardt in de bossen ruim 10 kilometer van Little Chute. Daar stichten zij een nieuw dorp genaamd Franciscus Bosch. Niet veel later dopen ze dit om tot Hollandtown.

Veel Brabanders die in de jaren '50 emigreren gaan naast Little Chute ook in in Kimberly wonen. Een dorp aan de andere kant van de Fox rivier. Zij vestigen zich daar omdat velen van hen gaan werken bij de Kimberly-Clark papierfabriek.

inSight

Mede mogelijk gemaakt door

Een samenwerking van